06 jun Salarisverhoging vooral op scholen met de kwetsbaarste doelgroep!
Een greep uit de krantenkoppen van de afgelopen week: ‘Amsterdam lanceert plannen om het lerarentekort aan te pakken’, ‘Lerarentekort dwingt scholen om ouders voor de klas te zetten’ en ‘Kamer maant kabinet tot actie tegen nijpend lerarentekort’. Het lerarentekort is niet langer ‘dreigend’ maar een realiteit. De problemen concentreren zich in de Randstad, maar binnen de grote steden zijn de verschillen tussen scholen aanzienlijk. Leraren die een baan zoeken kiezen vaker voor scholen met een gemakkelijker leerlingpopulatie. Het is daarom voor scholen met een moeilijkere populatie lastiger om vacatures te vervullen[1]. Op deze plekken komt de kwaliteit van het onderwijs dus als eerste onder druk te staan.
En het is juist deze ‘moeilijkere’ populatie die het meest gebaat is bij goed onderwijs, zo blijkt uit door ons uitgevoerd onderzoek (zie figuur 1)[2]. In de eerste plaats omdat in deze groep de kans op uitval het grootst is. Maar ook omdat het realiseren van een extra stap in onderwijsniveau bij hen een grotere impact heeft: het leidt tot een sterkere daling in de kans op werkloosheid en maatschappelijke uitval dan bij niet-achterstandsgroepen.
Ook de inspectie hamert al enkele jaren op de toenemend kansenongelijkheid in het onderwijs. Vergeleken met kinderen van laagopgeleide ouders gaan kinderen van hoogopgeleide ouders vaker naar een hoog onderwijsniveau. Vaker dan op grond van hun eindtoetsen verwacht zou mogen worden. En vervolgens versterkt de schoolkeuze deze ongelijkheid verder: kinderen van hoogopgeleide ouders gaan vaker naar scholen waar opstromen mogelijk is.
Ondertussen blijven de salarissen van leraren achter, met name in het PO. Het startsalaris is redelijk vergelijkbaar met andere HBO-opgeleiden, maar de doorgroeimogelijkheden zijn (nog steeds) zeer beperkt, zie figuur 2. In bijvoorbeeld Amsterdam is het voor leraren zelfs bijna niet mogelijk om een huis te kopen.
En hoewel een goed salaris zeker niet het enige is, is het wel een belangrijke voorwaarde om het beroep van leraar (weer) aantrekkelijker te maken, met name ook voor mannen[3]. Een aantrekkelijk beroep leidt tot een sterke beroepsgroep met goede leraren, die het verschil kunnen maken voor hun leerlingen. Het gaat daarbij niet alleen om de eindresultaten van het PO of de doorstroom naar het VO, maar ook (en juist) om het voorkomen van uitval in het VO en de daarmee samenhangende maatschappelijke uitval. Iedereen heeft er baat bij als die daalt. Mensen die participeren en werken doen een relatief lager beroep op voorzieningen (zoals uitkeringen, schuldhulpverlening en Wmo), hebben gemiddeld een betere fysieke en psychische gezondheid en zijn minder vaak betrokken bij criminaliteit. Deze effecten van goed onderwijs zijn, zoals we hierboven al lieten zien, extra groot voor leerlingen van een lage sociaal economische herkomst. Door ons uitgevoerde Maatschappelijke kosten baten analyses laten zien dat één extra euro investeren in dit soort jongeren maar liefst twee tot vier euro aan baten op kan leveren!
Een salarisverhoging voor leraren leidt dus in potentie tot beter onderwijs en tot hoge maatschappelijke baten. Maar: de kosten van het gelijktrekken van de salarissen in het PO en VO zijn groot: ongeveer 0,5 miljard per jaar. Dat geld lijkt er niet te zijn. Wij pleiten daarom voor het maken van heldere keuzes en durf onderscheid te maken. Want een beetje verhogen van de salarissen van álle leraren in het PO is simpelweg niet de beste oplossing. Het échte probleem is immers dat scholen met een ‘moeilijke’ populatie te maken hebben met de grootste tekorten, terwijl goed onderwijs juist dáár de grootste meerwaarde heeft. Dat zijn dus de plekken waar geïnvesteerd moet worden. Onze oproep is: verhoog de salarissen van leraren die werken met ‘moeilijke’ leerlingpopulaties, want daar is het geld het beste besteed.
– 0 – 0 – 0 –
*Dit artikel verscheen ook in het Parool, juni 2017
[1] Ondewijsinspectie, De staat van het Onderwijs 2015-2016, pagina 29
[2] LPBL MKBA Onderwijs en jeugdwerkeloosheid, Amsterdam, 2014
[3] Uit onderzoek blijkt dat mannen gevoeliger zijn voor het beloningsaspect